“Mama, ik word net als jij als ik groot ben!” Mijn oudste is 6 jaar als hij in groep 2 het thema “beroepen” behandelt. Als we uit school naar huis lopen vertelt hij enthousiast wat je allemaal kunt worden later. Brandweer, politie, Formule 1 (;-)) of dokter. “Maar”, zegt hij, “ik word advocaat als ik later groot ben, net als jij Mama!”. Ik grinnik. “Wat doet een advocaat dan?” vraag ik hem. “Nou”, zegt hij, “vooral veel bellen en typen. Ik denk dat ik dat ook wel kan…”
Zelf wist ik ook al jong wat ik later wilde worden. Hoe oud ik was weet ik niet meer precies, maar ik zat nog op de basisschool. Rotsvast was mijn vertrouwen dat advocaat hét beroep voor mij was. Totdat ik op het VWO een schooldecaan trof die wat minder vertrouwen in mijn beroepskeuze had. Toegegeven, mijn cijfers waren niet altijd geweldig. De noodzaak van natuurkunde zag ik bijvoorbeeld niet zo in. Ik snapte er niets van en had al snel in de gaten dat het voor de uitslag van een toets niet zo heel veel uit maakte of ik wel of niet geleerd had. Andere vakken die ik wel leuk vond daarentegen waren gemakkelijk en daar scoorde ik steevast goed. Maar het was niet alleen het punt van mijn cijfers dat deze decaan deden geloven dat ik niet in de wieg gelegd was om advocaat te worden. Hij vond (en sprak dat uit) dat ik helemaal geen advocaat was en dat ik het nooit zou volhouden.
Hoewel ik vastbesloten was om hem zijn ongelijk te bewijzen, deed dat toch iets met mijn zelfvertrouwen. Het bleef knagen. Totdat zes maanden voor mijn eindexamen de paniek toesloeg. Wat als hij toch gelijk had? Halsoverkop gooide ik mijn studiekeuze om en schreef ik me in voor fysiotherapie. Ik werd uitgeloot en besloot daarom “toch maar” aan rechten te beginnen. Na een week tutorgroepen en colleges gevolgd te hebben wist ik het zeker: rechten moest het zijn. Ik voelde me als een vis in het water. Mijn rechtenstudie doorliep ik zonder problemen, ronde een half jaar voor mijn geplande afstuderen al mijn vakken af en vond vrijwel aansluitend aan mijn afstuderen een baan als advocaat-stagiair.
Dat het de juiste keuze is geweest, heb ik altijd geweten. En toch, na al die tijd, zie ik de laatste jaren dat de beste man wel een punt had. Jarenlang heb ik geprobeerd me te schikken naar het keurslijf van de grote kantoren. Maar dat begon steeds meer te wringen en te schuren. Ik wilde erbij horen, maar voelde aan alles dat het net niet paste. Uiteindelijk leerde ik één hele belangrijke les: je kunt pas echt gelukkig zijn als je dicht bij jezelf blijft.
Misschien ben ik inderdaad niet het prototype advocaat, mocht dat al bestaan. Laat ik helder zijn: er is niets mis met een advocaat die op een traditionele wijze zijn of haar praktijk voert. Maar het staat te ver af van wie ik ben.
Ik voel me veel fijner bij informeel taalgebruik dan formeel taalgebruik richting mijn cliënten. Ik hou van mode, maar hoef niet perse op chique. Een spijkerbroek kan best. Ik wil niet met “u” aangesproken worden en onderteken mijn brieven steevast met mijn voornaam. Ik kan best een bitch zijn, maar echt alleen als het nodig is (en geloof me, dat is meestal niet het geval). Met honing vang je immers meer vliegen dan met azijn. Ik ben een echt gevoelsmens, hoog-sensitief. Ik leg mijn ziel en zaligheid in mijn werk en deel dus ook stukjes van mijzelf met cliënten als ik denk dat het iets toevoegt. Soms ontvang ik een cliënt thuis aan mijn keukentafel, gewoon omdat het beter uit komt. Als het nodig is ben ik 24/7 bereikbaar voor mijn cliënten, maar als het even kan kies ik voor mijn gezin. Voor mij zijn dat allemaal vanzelfsprekendheden. Maar steeds vaker hoor ik mijn cliënten zeggen: “jij bent zo anders dan het beeld dat ik van een advocaat had”… Ik zie alleen maar dat ik steeds dichter tot mezelf kom. Ik ben nog nooit zo happy geweest.
Recent Comments